Totaal aantal pageviews

zaterdag 6 februari 2021

Onderwijs

De corona pandemie geeft de kranten  - en andere media - alle gelegenheid om alle aspecten van het leven die in het gedrang komen nadrukkelijk te belichten. Zoals bijv. het onderwijs. Scholen open, scholen dicht. Wat betekent het voor de leerlingen, wat voor de onderwijzers en docenten? Kinderen zijn wellicht wel minder kwetsbaar dan de docenten, maar kunnen natuurlijk wel het virus meenemen naar huis of andere plaatsen waar veel contacten zijn. Hoe erg is dat?  

Er zijn natuurlijk ook problemen die samenhangen met de technische mogelijkheid om via het internet en beeldverbindingen onderwijs te geven of te krijgen. De techniek heeft zijn voordelen, maar bevindt iedere leerling zich wel in een daarvoor geschikte omgeving? En hoe moeilijk is het voor leerkrachten? Beschikken zij wel over de ervaring, kennis en omgeving om op afstand les te geven? 

Vraagtekens te over en wat blijkt? Het is overal verschillend; zoals altijd zijn er leerlingen die zich gemakkelijker aanpassen dan andere, leerkrachten die meer of minder gebruik kunnen maken van de technische hulpmiddelen van deze tijd. Er zijn scholen die zich meer of minder gemakkelijk kunnen instellen op de veranderde omstandigheden. Er zijn leerlingen die veel of weinig last hebben van de andere manier van onderwijs volgen. Tenminste... Waar men het wel over eens schijnt te zijn is dat deze periode voor een grote hoeveelheid leerlingen leidt tot onderwijs achterstanden en tot moeilijkheden bij de voorbereiding op de examens. 

Die leerachterstanden doen me weer wat filosoferen. Aan het begin van mijn examenjaar (HBS, een niet meer bestaande vorm van onderwijs) 1952- 1953 begon de leraar scheikunde de les met een droeve mededeling: In het programma van minimum eisen voor het scheikunde examen konden een aantal punten worden geschrapt. Dat was jammer, zei hij, met de hem eigen ironie. We hoefden die dingen niet meer te weten. Ik heb me in die tijd niet afgevraagd waarom die onderdelen geschrapt werden. Achteraf lijkt de achtergrond niet zo moeilijk te begrijpen. In de periode van de jaren dertig en veertig en met de impuls door de Tweede Wereldoorlog waren natuur- en scheikunde sterk veranderd. Het ligt voor de hand dat die veranderingen regelmatig hun weerslag hadden in het examenprogramma. 

1952 -1953 ligt inmiddels een halve eeuw achter ons; ik denk dat leerlingen van  nu in die tijd een volstrekt vreemde omgeving zouden hebben aangetroffen. En omgekeerd, als ik niet de hele periode had meegemaakt, zou ik leerling, uit 1952, me vermoedelijk weinig op mijn gemak hebben gevoeld in de wereld van vandaag. Niemand zal deze constatering vreemd vinden, maar ik hoef geen vijftig jaar terug te gaan om tegen snelle en ingrijpende veranderingen aan te lopen. Gelukkig hebben we uiterst flexibele onderwijzers en docenten die de veranderingen kunnen introduceren bij hun leerlingen van gisteren en vandaag, maar hoe bereiden zij hun leerlingen voor op de noodzakelijke kennis die morgen nodig is? Hoe weten we eigenlijk wat kinderen morgen aan kennis nodig hebben? En wat betekent in dat verband een leerachterstand?