Totaal aantal pageviews

donderdag 11 december 2014

Groei

De Nederlandse economie groeit weer. Dat is een positief bericht. Te lang leek de economie stil te staan of zelfs achteruit te gaan. economische groei belooft weer meer werkgelegenheid en meer welvaart.
En toch: is het wel zo gunstig die economische groei?
Ja voor mij wel; dan zal onze onbetrouwbare overheid misschien minder aanleiding vinden om mijn pensioen te korten. En natuurlijk ook voor al die mensen die nu werkloos zijn en weer kansen zien op een baan of een beter betaalde baan.
Maar economische groei betekent ook een groter verbruik aan energie. En het is niet zo dat alle energie die we in onze centrales aanvoeren ook voor 100% wordt omgezet in bruikbare energie. Daar verzet zich de tweede hoofdwet van de thermodynamica tegen. Die tweede hoofdwet zou iets meer bekendheid moeten hebben. Hij zegt in woorden die ik begrijp: omzetten van de ene vorm van energie in een andere gaat altijd met verlies gepaard. Bij energieomzetting is een rendement van 100% onmogelijk.
Bij wijze van voorbeeld: als ik elektrische energie met behulp van een gloeilamp omzet in lichtenergie heb ik een rendement van tussen de 5 en 10%, d.w.z. van de 100 Watt gloeilamp wordt tussen de 90 en 95 % weg gegooid als warmte en krijgen we ongeveer 5 a 10% licht. Daarbij vergeleken is een TL-buis een wonder: die heeft een rendement dat in de buurt van de 60% ligt. Dat is mooi, maar het betekent nog altijd dat ongeveer 40% van de energie die ik er in steek als niet meer dan warmte eruit komt.
Maar hoe zit het eigenlijk met de elektrische energie zelf; die moest ergens worden opgewekt. Dat gebeurt met behulp van motoren en of turbines. Het proces is wel te begrijpen: de energie die in brandstof zit (, steenkool, olie, gas). wordt door de machine omgezet in de bewegingsenergie van een draaiende as en deze drijft dan een dynamo of generator aan. Het rendement van de motor of turbine ligt in de buurt van de 50%. Dus van 100 Wat die aan olie wordt toegevoerd komt 50 Wat effectief op de as van de generator. De generator kan een rendement halen van ca 80%, zodat van de 50 Watt op de as komt ongeveer 40 Watt aan elektriciteit beschikbaar. Als we met die elektriciteit alleen maar TL-lampen aansteken mogen we er blijkbaar op rekenen dat er van de 100 W die we in de vorm van olie toevoeren maximaal omstreeks 24 W aan licht wordt geproduceerd. De rest gaat verloren in de vorm van warmte.
Economische groei betekent: meer gebruik van fossiele brandstoffen. Meer fossiele brandstoffen betekent een grotere uitstoot van broeikasgassen en versterkt daarmee de opwarming van de aarde.
Dat is voor ons in Nederland niet zo erg. Onze zomers worden misschien wat warmer en onze winters wat minder koud. Weliswaar stijgt vermoedelijk de zeespiegel, maar daar hebben we onze dijken voor. Die kunnen we verhogen. Dat verhogen geeft weer werkgelegenheid en kost wel wat meer energie, maar voor droge voeten hebben we wat over.
Voor ons en op korte termijn, maar hoe gaat het met onze kinderen? En onze kleinkinderen? Dat is allemaal lange termijn denken. Want dan komt er een economische wet om de hoek kijken: wij hebben een voorkeur voor goederen in het heden boven goederen in de toekomst. Anders gezegd: wij eten vandaag op wat we morgen niet meer kunnen maken en onze kleinkinderen moeten maar zien dat ze het rooien.
Hoe zit het eigenlijk met duurzame energie?

zondag 11 mei 2014

Piketty

Ik heb inmiddels het boek van Thomas Piketty (Capital in the 21st Century) in handen gekregen; neem me niet kwalijk dat ik het nog niet uit heb. Het telt exclusief noten en indexen al 500 bladzijden. Ik ben dan ook nog niet veel verder dan de inleiding. Piketty houdt zich bezig met de de essentie van de economie: de verdeling van inkomen en rijkdom. Hij doet in de inleiding enkele interessante uitspraken.

In de eerste plaats gaat hij vluchtig over de theorieën van Ricardo (annex Say en Malthus), Markx en Kuznets. Ricardo over de stijgende grondrente door toenemende schaarste van de grond en Markx over de concentratie van kapitaal in de handen van enkele kapitaalbezitters. Beide beschrijven een economie waarin de verdeling van inkomen uit arbeid en kapitaal de neiging hebben toe te nemen. Kuznets de enige die beschikte over gegevens van betekenis om aannemelijk te maken dat de scheve verdeling de neiging heeft zich te herstellen. Piketty meent echter dat Kuznets te algemene conclusies trekt uit gegevens die betrekking hebben op een zeer specifieke periode.

Voor mij is dit gedeelte interessant want het laat duidelijk zien hoe de economische theorie gebonden is aan de situatie waarin hij wordt opgesteld. (Een soortgelijke conclusie had ik getrokken ten aanzien van de organisatietheorieën.*) Ricardo stelde zijn theorie op in een hoofdzakelijk agrarische samenleving, Markx in een maatschappij waar de industriële revolutie in volle gang was, terwijl Kuznets zijn conclusies trok in een periode waarin de wereldoorlogen de verhoudingen danig door elkaar hebben gegooid. Het zijn tijdgebonden theorieën (ook de theorie van de vrije markt is tijdgebonden), maar ze worden veelal gepresenteerd als algemeen geldig.

Een tweede punt dat me opvalt in Piketty's betoog is zijn onvrede over het economie onderzoek in de Verenigde Staten. Na zijn studie in Frankrijk werd hij uitgenodigd om in Boston verder te studeren. Maar na enige tijd had hij het gevoel dat de economische studie in de VS zich teveel richtte op de wiskundige formulering van de theorie, maar verder teveel uitging van speculaties. Er werd weinig of geen onderzoek gedaan naar de feiten. Dit was voor hem een van de aanleidingen terug te gaan naar Parijs en te zien of hij gegevens kon verzamelen over inkomens verhoudingen en over de verdeling van de rijkdom. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot dit boek. Voor het eerst werden gegevens verzameld over zoveel landen over zo'n lange periode.

* Rondreis door de Organisatietheorie (2007)