Totaal aantal pageviews

woensdag 25 augustus 2021

Hoe zit dat ook al weer met de thermodynamica?

 Als ik mń ogen dicht doe kan ik hem nog voor de geest halen: Dr. A. Houdijk, onze docent natuurkunde en de schrijver van het leerboek da nog steeds nu al 70 jaar in de kast staat. Houdijk kwam op een dag de klas binnen en de klas zong in koor: Energie gaat nooit verloren. Dat was om goed doordrongen te zijn van de hoofdwetten van de thermodynamica. 

Energie gaat nooit verloren  maar ook

Het is onmogelijk om energie van de ene vorm in een andere vorm om te zetten zonder verlies 

Energie gaat nooit verloren, maar het wil niet zeggen dat we de energie waarmee we werken voor 100% kunnen gebruiken. De energie in benzine kunnen we in een motor omzetten in bewegingsenergie, maar niet voor de volle 100%, een deel gaat over in warmte waarmee onder meer de lucht wordt verwarmd. Dat deel zien we als niet productief of als verlies. De energie uit de benzine die omgezet wordt in bewegingsenergie (en bij een benzinemotor is dat wat ons het meest interesseert) is tegenwoordig zeker zo'n 50% van de energie die in de benzine zat. Dat wil zeggen dat ongeveer 50% van de energie in de benzine gebruikt wordt om de motor en de omgeving op te warmen. 

De bewegingsenergie van de benzinemotor kunnen we ook gebruiken om een generator aan te drijven die ons dan elektrische energie levert. Maar zoals wel duidelijk zal zijn: ook die omzetting gaat niet voor de volle 100%. Ongeveer 10% van de energie van de motor is nodig om de weerstand van de generator bij het draaien te overwinnen. Even door rekenen leert ons dat van de 50% van de in benzine aanwezige energie ongeveer 45% beschikbaar komt in de vorm van elektriciteit. 

De elektrische energie die de generator heeft opgewekt wordt verspreid over de gebruikers van elektriciteit, dat zijn onder ander u en ik. Dat verspreiden gaat zoals u weet met behulp van kabels. Een gewild materiaal voor kabels is koper. En wel omdat koper de elektriciteit zeer goed, dus met weinig verlies, geleidt. Maar er is wel enig verlies en dat kunnen we merken omdat de kabel, als er elektriciteit doorheen vloeit, warm wordt. We zeggen dat de kabel een zekere weerstand heeft. 

De elektrische energie die wij gebruiken krijgen we in ons huis binnen via een zekering kast en wederom koperen leidingen, we laten daar onze wasmachine, droger, vaatwasser, stofzuiger en computer op draaien, allemaal vanzelfsprekende en niet meer weg te denken apparaten. Van al die apparaten weten we dat de omzetting van de elektrische energie in de draaiende energie van onze apparaten niet zonder verlies kan. Maar het scheelt: het ene apparaat met het andere. Daarom krijgt u van de leverancier op uw machine een label dat aangeeft hoe goed de omzetting van elektrische energie plaats vindt. 

Dit alles dat weten we en dat wisten we al een paar generaties lang. We zijn er aan gewend dat de kosten van onz energie op en neer gaan met de prijs van olie en benzine. Maar hoe is het mogelijk dat we nu de idee hebben dat we de elektrische energie voor niets kunnen krijgen als we maar zonnepanelen of windturbines bouwen? Gelden de wetten van de thermodynamica niet meer?

  

zaterdag 6 februari 2021

Onderwijs

De corona pandemie geeft de kranten  - en andere media - alle gelegenheid om alle aspecten van het leven die in het gedrang komen nadrukkelijk te belichten. Zoals bijv. het onderwijs. Scholen open, scholen dicht. Wat betekent het voor de leerlingen, wat voor de onderwijzers en docenten? Kinderen zijn wellicht wel minder kwetsbaar dan de docenten, maar kunnen natuurlijk wel het virus meenemen naar huis of andere plaatsen waar veel contacten zijn. Hoe erg is dat?  

Er zijn natuurlijk ook problemen die samenhangen met de technische mogelijkheid om via het internet en beeldverbindingen onderwijs te geven of te krijgen. De techniek heeft zijn voordelen, maar bevindt iedere leerling zich wel in een daarvoor geschikte omgeving? En hoe moeilijk is het voor leerkrachten? Beschikken zij wel over de ervaring, kennis en omgeving om op afstand les te geven? 

Vraagtekens te over en wat blijkt? Het is overal verschillend; zoals altijd zijn er leerlingen die zich gemakkelijker aanpassen dan andere, leerkrachten die meer of minder gebruik kunnen maken van de technische hulpmiddelen van deze tijd. Er zijn scholen die zich meer of minder gemakkelijk kunnen instellen op de veranderde omstandigheden. Er zijn leerlingen die veel of weinig last hebben van de andere manier van onderwijs volgen. Tenminste... Waar men het wel over eens schijnt te zijn is dat deze periode voor een grote hoeveelheid leerlingen leidt tot onderwijs achterstanden en tot moeilijkheden bij de voorbereiding op de examens. 

Die leerachterstanden doen me weer wat filosoferen. Aan het begin van mijn examenjaar (HBS, een niet meer bestaande vorm van onderwijs) 1952- 1953 begon de leraar scheikunde de les met een droeve mededeling: In het programma van minimum eisen voor het scheikunde examen konden een aantal punten worden geschrapt. Dat was jammer, zei hij, met de hem eigen ironie. We hoefden die dingen niet meer te weten. Ik heb me in die tijd niet afgevraagd waarom die onderdelen geschrapt werden. Achteraf lijkt de achtergrond niet zo moeilijk te begrijpen. In de periode van de jaren dertig en veertig en met de impuls door de Tweede Wereldoorlog waren natuur- en scheikunde sterk veranderd. Het ligt voor de hand dat die veranderingen regelmatig hun weerslag hadden in het examenprogramma. 

1952 -1953 ligt inmiddels een halve eeuw achter ons; ik denk dat leerlingen van  nu in die tijd een volstrekt vreemde omgeving zouden hebben aangetroffen. En omgekeerd, als ik niet de hele periode had meegemaakt, zou ik leerling, uit 1952, me vermoedelijk weinig op mijn gemak hebben gevoeld in de wereld van vandaag. Niemand zal deze constatering vreemd vinden, maar ik hoef geen vijftig jaar terug te gaan om tegen snelle en ingrijpende veranderingen aan te lopen. Gelukkig hebben we uiterst flexibele onderwijzers en docenten die de veranderingen kunnen introduceren bij hun leerlingen van gisteren en vandaag, maar hoe bereiden zij hun leerlingen voor op de noodzakelijke kennis die morgen nodig is? Hoe weten we eigenlijk wat kinderen morgen aan kennis nodig hebben? En wat betekent in dat verband een leerachterstand?